Skip to content

Road-trip door Centraal-Europa

Op 22 juli 2012 is het zover. Onze eerste vakantie samen. Heel veel rekening was daar niet mee gehouden tijdens het opgeven van de vakantiedagen zo’n 3 maanden vooraf. Toen kenden we elkaar namelijk net een maandje. Een kleine 2 weken hadden we, 12 dagen om precies te zijn, en daar moesten dan zo’n 30 dagen aan vakantie ideeën ingepropt worden. Een stelletje reizigers was geboren.

Ons uitgangspunt was in ieder geval een autovakantie, want de extra kosten van een vliegreis en het huren van een autootje aldaar zagen we niet zitten. Daarnaast moest het niet te ver weg zijn, omdat de heen- en terugreis dan zomaar 2 dagen van je vakantie in beslag nemen. Dus kwamen we uit in Europa. Maar waar dan precies? Frankrijk geloofden we eigenlijk allebei wel (al vaak genoeg met de oudertjes geweest) en Spanje of Italië waren eigenlijk al te ver weg. Twee weken lang friet eten hoefde van ons ook niet zo nodig en dus werden ook onze zuiderburen overgeslagen. Groot-Brittannië of Scandinavië vertrouwden we niet helemaal wat het weer betreft en dus dwaalden onze blikken af in oostelijke richting. Die kant van Europa had geen van ons tweeën ooit eerder opgezocht. Tijl was wel al eens in Praag geweest, maar veel verder dan dat het een mooie stad was gingen de herinneringen daaraan niet. Tijd voor nieuwe herinneringen, dus Praag kwam bovenaan ons lijstje te staan. Ook Wenen, zo werd ons verteld, was een bezoekje meer dan waard en daarmee de tweede stad op onze lijst. Na bestudering van de kaart zagen we dat Bratislava op ongeveer een uurtje rijden van Wenen ligt, en dus besloten we die stad er ook nog maar even bij te pakken. Een rondje door Centraal-Europa, via Praag, Wenen en Bratislava, dat moest onze vakantie worden.

Van Jan (Tijl’s baas), een man die zogezegd al het een en ander heeft gezien, hoorden we dat Dresden zo’n mooie stad was en dat we daar, als we naar Praag gingen, zeker ook een tussenstop moesten maken. Hmm…, Dresden, bedoelt ie dat nou serieus? En jawel hoor, na raadpleging van Wikipedia en wat rondkijken op Google bleek dat absoluut serieus. Een nieuwe tussenstop was geboren, en we konden nog een boekje van hem lenen ook. Inmiddels had Tijl’s oom Jacques ook van de vakantieplannen gehoord. Hij woonde inmiddels al zo’n 3 jaar in Laa an der Thaya in Oostenrijk, samen met zijn Oostenrijkse vrouw Heidi (nee, dat is geen grapje). En ik was er nog steeds niet geweest. Item 5 op ons lijstje. Vanuit Leende of Budel, via Dresden, naar Praag. Van daaruit via Laa naar Wenen, een kort zijsprongetje naar Bratislava, en dan weer naar huis. Oh, en inmiddels hadden we bedacht dat we dan wel via Salzburg terug konden rijden, want daar waren we ook nog nooit geweest. Genoeg te doen dus, in zeer korte tijd. En dus bedachten we een ingenieus reisschema, zodat onze 12 dagen optimaal benut konden worden. Ondertussen hadden we het busje van Tijl’s vader kunnen charteren, en toen bedacht dat we dan misschien wel twee fietsen mee konden nemen. En echt waar, je fiets meenemen op vakantie is de beste uitvinding ooit.

Zoals eerder al gezegd wilden we onze vakantie low-budget houden. Niet dat we geen geld uit willen geven aan een mooie reis, maar wij zijn allebei geen luxepaardjes en dus is slapen op een luchtbed in een tentje op een camping net zo goed als slapen in een tweepersoonsbed in een hotel. Gevolg: de tent kon van zolder, de strandstoeltjes uit de garage en samen met onze fietsen kon alles het busje in. Nog even wat broodjes (natuurlijk van de bakker waar Irma werkt) smeren voor onderweg, en we zijn klaar voor vertrek. Om 05.00 uur ’s morgens begint onze reis. Eerste stop: Dresden. Rond 12 uur komen we aan op de camping en daarna fietsen we meteen de stad in. De eerste dag gebruiken we vooral om de boel wat te verkennen en een plan voor de volgende dag te maken. We duiken ’s avonds op tijd onze tent in, want het vroege opstaan en de reis hebben er toch wel ingehakt. De volgende dag bezoeken we de highlights die we wilden zien en maken we een lekker fietstochtje langs de Elbe. Dresden maakt veel indruk op ons en blijkt inderdaad een stad die het bezoeken waard is. Je kan hier meer lezen over ons bezoek aan ‘het Florence aan de Elbe’.

De volgende morgen verlaten we weer vroeg de camping en gaan we op weg naar Praag. We rijden via Hřensko, een klein dorpje net over de Duits-Tsjechische grens, omdat dat het startpunt is van een wandeling door het Bohemian Switzerland National Park die we graag willen maken. Hřensko blijkt in een soort kloof te liggen waar een riviertje doorheen stroomt en bestaat uit 2 straten (de kades van het riviertje) en maximaal 30 huizen. Er zijn behoorlijk wat toeristen en ieder huis lijkt dan ook prullaria te verkopen. Inclusief de VVV, waar wij hopen te ontdekken waar onze wandeling precies van start gaat. Eenmaal binnen worden we voor het eerst echt geconfronteerd met het feit dat dit bij het voormalige Oost-Europa hoorde, en dus lange tijd communistisch is geweest. De jonge vrouw achter de balie (wij dachten dat ze een jaar of 30 was), spreekt geen woord Engels, en ook Duits blijkt lastig. Handen en voeten dan maar, wat na 10 minuten aanmodderen ook zinloos blijkt. Uiteindelijk besloten we maar gewoon achter de mensen aan te lopen die naar ons idee de goede kant op liepen. Dit bleek een goede gok en na een stevige wandeling kwamen we uit bij Pravčická Brána, de grootste natuurlijke zandsteenbrug van Europa. Niet dat we daar nou specifiek voor kwamen, maar na zo’n eindpunt is een mooie beloning. Net onder de brug bevindt zicht trouwens het ‘Falcon’s nest’, een hotel dat deels is uitgehouwen in de bergwand.

Een uurtje of twee later zitten we weer in de auto en vervolgen we onze weg naar Praag. De volgende twee dagen crossen we met onze fietsjes door de stad, langs alle mooie plekjes die ze te bieden heeft. Zoals eerder al gezegd is het meenemen van een fiets (daar huren kan natuurlijk ook) echt ontzettend handig. Vooral in de grotere steden, waar de verschillende bezienswaardigheden soms ver uit elkaar liggen, bespaart het behoorlijk wat reistijd. En ja, een metro is meestal nog net een tikkeltje sneller, maar dan reis je onder de grond en gaat er mogelijk van allerlei moois aan je neus voorbij. Bovendien kost fietsen je helemaal niets, behalve wat energie als je bergop moet. Niet alle steden zijn trouwens ingericht op fietsers, zo ook Praag, en dus is het af en toe meer mountainbiken (stoepje op, stoepje af of plotseling uitwijken voor auto’s die je niet (goed) gezien hebben) dan rustig door de stad cruisen. Achja, saai wordt het daardoor gelukkig niet. Ons eindoordeel over Praag: wat een schitterende stad! Er is veel te zien en te doen, de mensen zijn vriendelijk en er hangt een relaxte sfeer. Dat merk je trouwens pas echt als je je buiten de toeristische gebieden begeeft, want hoe mooi we Praag ook vonden, het was er vooral ontzettend druk. We raden dan ook aan om een bezoekje aan Praag vooral buiten het hoogseizoen om te plannen. Een uitgebreid verslag van onze daagjes in Praag vind je hier (als de link over een tijdje werkt).

Onze volgende bestemming is Laa an der Thaya, de woonplaats van Jacques. We arriveren ’s avonds laat, dus na een klein glaasje wijn zoeken we snel ons bed op (ons eerste echte bed van deze vakantie). De volgende morgen laten Jacques en Heidi ons hun woonplaats en de omgeving zien, en vertellen ze dat het hier in maart voor het laatst geregend heeft (Maart?!!!! Wow, das dus al 5 maanden geen regen! We snappen wel dat hij hier is gaan wonen). Bij een soort van biergarten drinken we nog wat en de rest van de middag gebruiken we om onze verdere reisplannen te perfectioneren. Na een lekkere salade van Heidi stappen we in de auto en gaan we met z’n vieren op weg naar wat later misschien wel het leukste van onze reis zou blijken. Het gebied, en het klimaat waarin Laa ligt is uitermate geschikt voor wijnbouw, en dus zijn er veel wijnboeren. Heel veel. Geen enorme wijngaarden overigens, maar allemaal kleine lapjes grond met daarop misschien 4 of 5 rijen druivenplanten. En al die boeren hebben natuurlijk hun eigen wijnkelder. Niet bij, achter of onder het huis, maar aan een klein straatje, ergens in the middle of nowhere. Een soort winkelstraat, maar dan met ingangen naar wijnkelders in plaats van etalages. Meestal liggen aan zo’n straatje, een zogenoemde ‘weingasse’, ongeveer 20 wijnkelders. Ze graven die kelders trouwens uit in de heuvels, omdat diep onder de grond een constante, lage temperatuur heerst, een natuurlijke koeling dus. En nu komt het. De hele zomer lang zijn deze weingasses ‘s avonds geopend voor bezoekers. Iedere week is dan een andere boer aan de beurt om de wijn uit zijn kelder te laten proeven. De straat staat dan vol met tafeltjes, er is meestal een soort van catering geregeld (of vrouwlief staat met de kindertjes allerlei lekkere hapjes te maken) en soms is er zelfs muziek of een bandje geregeld. Een wijntje kost er ongeveer 1€ en er is keuze genoeg aangezien elke boer wel 10 of meer verschillende wijnen op zijn kaart heeft staan. En ja, wil je weten welk wijntje het perfecte souvenir voor thuis is, dan zal je ze toch echt allemaal moeten proeven. Het werd een lange, gezellige avond.

De volgende dag nemen we afscheid van Jacques en Heidi en rijden we naar Wenen. We zetten ons tentje op en springen weer op de fiets. Wenen blijkt een hippe stad, met veel leuke barretjes en winkeltjes. Er is veel pracht en praal (het wemelt er van de paleizen, waarvan Sissi’s Schönbrunn de meest bekende is), er zijn een aantal grote parken en er zijn vooral heel veel restaurants, want alle inwoners van Wenen zijn volgens ons Bourgondiërs. Er is, hoe cliché dat misschien ook klinkt, echt voor ieder wat wils. Wij gaan er in ieder geval zeker nog eens wat langer terug. Je kan hier (als de link over een tijdje werkt) precies lezen waarom. We brengen trouwens ook nog een bliksembezoek aan Bratislava. Een heel ander soort stad, minstens 3 keer zo klein als Wenen en veel minder toeristisch. Op zich was dat wel een welkome afwisseling, na alle eerdere stedelijke drukte. Hoe wij Bratislava in een dag bekeken lees je hier (als de link over een tijdje werkt). De laatste stop van onze tour door Centraal-Europa is Salzburg. We rijden een heel stuk met de Donau mee, wat misschien niet de allersnelste route is, maar zeker wel de mooiste, en overnachten op een kleine prachtig gelegen camping in het plaatsje Schönbuhel an der Donau. We willen de volgende dag namelijk nog een tussenstop maken bij het klooster van Stift Melk. Dit klooster staat op de UNESCO werelderfgoedlijst en behuist een van de oudste bibliotheken van Europa. Het klinkt misschien behoorlijk saai, en toegegeven, er werden hele busladingen 60+ers afgezet, maar het is echt een heel mooi plekje. De rest van de middag besluiten we van de zon te genieten, aan de oevers van de Attersee. Dit gletsjermeer is het grootste meer dat volledig in Oostenrijk ligt (dus niet de landsgrenzen overschreidt) en gemiddeld 85 meter diep. Het water is kraakhelder, maar wel koud.

Als we later die dag in Salzburg aankomen blijkt er een festival aan de gang te zijn. Een opera festival wel te verstaan. En dus puilt de stad uit van de mensen in galakleding, dikke auto’s en limousines. We lopen ’s avonds een tijdje door de stad en zoeken dan op aanraden van onze Lonely Planet een restaurantje uit. We strijken neer bij Afro-Cafe, een gezellig uitziend tentje door de vele felle kleuren en het grappige logo. Het eten smaakt goed en natuurlijk wil Tijl de specialiteit van het huis ook nog proberen, koffie. In plaats van een kopje koffie wordt er een dienblad neergezet met daarop de volgende dingen: een leeg kopje, een kannetje met (naar later blijkt) heel heet water en een soort filter met daarin gemalen koffiebonen. We zitten naast elkaar in een bankje, aan een best wel klein tafeltje en dus besluit Tijl het dienblad op schoot te zetten. Het filter wordt bovenop het kopje geklemd en hij begint te schenken. Op dat moment schiet echter de deksel van het kannetje af en gutst de volledige inhoud over hem heen. Na een uur koelen op de wc en het aanbrengen van verschillende verkoelende zalfjes uit de EHBO-trommel van het restaurant wordt de schade opgenomen. Twee grote brandwonden op zijn buik. We vinden het mooi geweest en besluiten ons bed op te zoeken. Oh, hadden we al gezegd dat er door eerder genoemd festival geen overnachtingsplaats meer te vinden was (in ieder geval niet voor onder de 80€ per persoon per nacht) en dat we dus noodgedwongen op ons luchtbed, achter in ons busje in een parkeergarage hebben moeten slapen… Het kopje koffie hoefden we trouwens niet af te rekenen, dat dan weer wel.

De volgende dag, de laatste van onze vakantie, besluiten we naar huis te rijden. Door de stad lopen zit er met de brandwonden niet echt meer in en dus blijft het bij die ene nacht in Salzburg. Om de vakantie toch nog positief af te sluiten kiezen we voor de Romantische Strasse, een alternatieve route door Duitsland, die langs vele historische stadjes, kastelen en vakwerkhuizen leidt. De route is inderdaad erg mooi, maar na 3 uur lang niet harder dan 80 km/u te hebben gereden door de enorme hoeveelheid bussen en caravans die deze route volgen, besluiten we af te haken en toch maar gewoon de autobahn op te schieten. Een paar uur later zijn we weer thuis. Onze eerste vakantie samen zit er op. En ja, dat smaakte toch echt naar meer. De leuke herinneringen zijn nog lang niet verdwenen, de brandwonden gelukkig wel.

Als laatste nog even het lied van deze vakantie. Hoorden we dit nummer op de radio, dan was de dag meteen goed: CRO – Einmal um die welt.